Nieuws
Artikel - 21 oktober 2020
Nationale ‘schoorsteenheffing’ creëert ongelijk speelveld
In 2021 CO₂-heffing voor afvalverbranding
Het kabinet legt industriële bedrijven met een hoge CO₂-uitstoot een CO₂-heffing op. Ook afvalverbranding valt onder de regeling. De sector wil beslist bijdragen aan klimaatdoelen, maar deze heffing zal het verbrandingsproces niet verduurzamen. Enkel de kosten zullen stijgen, met een ongelijk Europees speelveld als resultaat.
Al lange tijd schermt het kabinet met de invoering van een CO2-heffing voor de industrie. De maatregel staat gebeiteld in het Klimaatakkoord. Er moet een tandje bij, stelt het kabinet, om het reductiedoel voor de industrie van 14,3 miljoen ton CO2 in 2030 te halen. Op Prinsjesdag bevestigde het Belastingplan 2021 dat bedrijven die volgens het kabinet te veel CO2 uitstoten volgend jaar een CO2-heffing gaan betalen. Waar de afvalsector voor vreest, komt uit: ook de afvalenergiecentrales (AEC’s) vallen onder de CO2-heffing.
De afvalsector deelt de klimaatambities, maar zet vraagtekens bij deze nieuwe heffing als instrument
Geen handelingsperspectief voor AEC's
De heffing stimuleert een efficiënte productie, zo is de gedachte. Voor afvalenergiecentrales ontbreken echter haalbare maatregelen om het eigen productieproces efficiënter in te richten, als het gaat om CO2-uitstoot. Voor vicevoorzitter Dion van Steensel van de Vereniging Afvalbedrijven, tevens algemeen directeur van afval- en energiebedrijf HVC, getuigt de CO2-heffing van de verkeerde aanpak die het kabinet kiest. De CO2-heffing, benadrukt hij, biedt de sector geen handelingsperspectief. “De heffing vraagt om een CO2-reductie die de sector niet kan realiseren”, zegt hij. AEC’s hebben immers weinig tot geen invloed op het restafval dat ze binnen de poort krijgen.
Dion van Steensel (HVC):
‘De sector staat klaar om volop te investeren, maar dan liever in het recyclen van afval dan in het afvangen en opslaan van CO2.’
liever hergebruik CO2 dan opslag
De heffing biedt AEC’s maar één directe maatregel om de CO2-uitstoot in het proces te verlagen, namelijk CO2-afvang en -opslag. “Wat is daar nou duurzaam aan?” vraagt Van Steensel zich af. De sector bepleit niet het opslaan van CO2 in de bodem, maar CO2-hergebruik in bijvoorbeeld de glastuinbouw. Probleem daarbij is dat de vermeden CO2-uitstoot niet op het conto van de afvalverbranding komt, maar van de glastuinbouw. Van Steensel: “De sector staat klaar om volop te investeren, maar dan liever in het recyclen van afval dan in het afvangen en opslaan van CO2. De ambities van het kabinet zijn goed, maar de uitwerking heeft voor onze sector averechtse gevolgen.”
Beperkte opties voor sector
Onderzoeker Robert Koelemeijer van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) begrijpt de kritiek van de sector. Het PBL presenteerde medio september een onderzoek naar het wetsvoorstel voor de CO2-heffing. “De heffing pakt voor de afvalsector op onderdelen anders uit dan voor andere industriesectoren. De opties voor emissiereductie zijn bij de afvalverbranding in het algemeen relatief beperkt. Afvalenergiecentrales kunnen niet overschakelen naar een schonere energiedrager, terwijl de industrie dat in principe wel kan, bijvoorbeeld via elektrificatie of door de inzet van biomassa of waterstof.”
Robert Koelemeijer (Planbureau voor de Leefomgeving):
‘Afvalenergiecentrales kunnen niet overschakelen naar een schonere energiedrager.’
Indirecte maatregelen
Andere maatregelen, zoals het nuttig toepassen van CO2 of van restwarmte, zijn in feite ‘indirecte maatregelen’. Investeren in dergelijke maatregelen leidt niet rechtstreeks (bij de AEC’s zelf) tot een lagere CO2-uitstoot en dus een lagere heffing. Koelemeijer: “CO2-afvang en -opslag zou het meest opleveren, maar is relatief kostbaar en lijkt niet bij alle AEC’s haalbaar. Er zijn dus weinig opties en ze zijn relatief duur. Wel hebben bedrijven die zelf geen maatregelen kunnen nemen de mogelijkheid dispensatierechten te kopen van bedrijven die dat wel kunnen.”
Afvangen en hergebruiken CO2 is duurzamer dan afvangen en opslaan in de bodem (foto: Twence)
sector omarmt Klimaatambities
De afvalsector omarmt de klimaatambities van het kabinet. Van Steensel: “Ook de afvalsector maakt zich zorgen over klimaatverandering. Er wordt in Nederland te veel CO2 uitgestoten en er ontstaat te veel restafval. We delen de ambities van het kabinet om daar wat aan te doen.” Van Steensel stelt dat de inspanningen juist gericht moeten zijn op het stimuleren van recycling en hergebruik. Dat kan bijvoorbeeld met een verplichting om meer recyclaat in producten toe te passen. Meer recyclaat scheelt primaire grondstoffen en fossiele brandstoffen, met navenante CO2-winst. “Daar moet het debat over gaan. De sector is zeer gemotiveerd hier werk van te maken. Wat er dan aan restafval overblijft, daar zijn de afvalenergiecentrales en stortplaatsen voor.”
Dubbele belasting: Poort én schoorsteen
Terwijl het handelingsperspectief voor AEC’s ontbreekt, stijgen door de heffing wel de kosten. AEC’s betalen door de maatregel dubbel: zowel bij de poort – waarvoor een verbrandingsbelasting van ruim 32 euro per ton afval geldt – als voor de CO2 die via de schoorsteen naar buiten gaat. Terwijl het om dezelfde koolstofatomen gaat. In 2021 bedraagt de CO2-heffing per ton CO2 30 euro. Het bedrag loopt op tot 125 euro in 2030. Van Steensel: “De heffing werkt kostenverhogend. We moeten deze kosten zelf ophoesten en dat drukt op onze financiële armslag om in de circulaire economie en in duurzaamheid te investeren. Wat juist het streven van het kabinet is.”
Nationale heffing creËert Ongelijk speelveld
De nationale CO2-heffing zal uiteindelijk leiden tot hogere kosten voor burgers en bedrijven, de ontdoeners van afval. Van Steensel vreest het ongelijke speelveld dat in Europa door de maatregel ontstaat. “Wordt verbranden in Nederland duurder, dan gaan ontdoeners van afval andere wegen zoeken en hun brandbaar afval over de grens brengen waar het goedkoper kan worden verwerkt. Zo ontstaat oneerlijke concurrentie.” Wordt een CO2-heffing ingevoerd, dan wil Van Steensel dat het op een Europese schaal gebeurt, “zodat er een gelijk speelveld is voor iedereen.” Zo niet, dan kan een nationale heffing nadelig uitpakken voor de Nederlandse afvalverwerking. “Straks hebben we in Nederland geen capaciteit meer om restafval te verwerken.”
CO2-weglek naar buitenland
Ook het PBL waarschuwt voor het risico van ‘CO2-weglek’ naar het buitenland, wanneer een heffing als te hoog wordt ervaren. Koelemeijer legt uit: “Bedrijven kunnen dan besluiten hun productie in Nederland te verminderen of zelfs te staken. Daarmee dalen de totale emissies van de in ons land gevestigde industrie en komt het emissiedoel voor de industrie dichterbij. Maar het draagt niet bij aan industriële verduurzaming in Nederland.”
Emile Rodenhuis (VNO-NCW en MKB-Nederland):
‘De logische weg is CO2-beprijzing op Europees niveau te regelen en niet met een nationale heffing.’
CO2-beprijzing moet Op Europees niveau
De afvalmarkt is een Europese markt. “De logische weg is CO2-beprijzing op Europees niveau te regelen en niet met een nationale heffing”, betoogt Emile Rodenhuis, beleidssecretaris Energie en Klimaat bij VNO-NCW en MKB-Nederland. “De heffing heeft aanzienlijke consequenties voor alle industriesectoren in ons land. Wij staan voor een geïntegreerde aanpak, niet alleen maar een heffing. Het kabinet moet voor bedrijven die in CO2-reductie investeren, innovatie stimuleren en tijdig de benodigde infrastructuur aanleggen. De SDE++ (zie kader) moet op echte verduurzaming gericht zijn en niet op kosten-efficiency. Aan innovatie hangt een prijskaartje, maar dat zijn wel de technieken waarmee ons land straks voorop kan lopen.”
Achteraan de subsidierij
Kiezen AEC’s voor CO2-afvang en –opslag – in feite de enige maatregel die ze hebben binnen de systematiek van de CO2-heffing –, dan zijn daarvoor de subsidiemiddelen beperkt. Dat stelt Robert Koelemeijer van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Zo staat de sector bij de Stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++) achteraan de rij. Deze regeling stimuleert naast duurzame energieproductie ook CO2-reductie. Een relevant punt voor de AEC’s is dat afgevangen CO2 van biogene oorsprong niet meetelt voor de emissiereductie. Het kabinet heeft dan wel aangegeven dat aan te willen passen, maar de verwachting is niet dat dit snel zal gebeuren. Vooralsnog ligt de onrendabele top bij projecten van AEC’s hierdoor hoger en daarom scoren ze laag in de ranking van de SDE++. “Het kabinet zal de regeling verder moeten verfijnen, zodat het beter aansluit bij de projecten die bedrijven willen uitvoeren”, aldus Koelemeijer.
Voor de Europese troepen uit
Met de CO2-heffing loopt Nederland voor de Europese troepen uit. Het Europese klimaatbeleid wordt op het ogenblik herzien. Recent is in het Europese klimaatplan voor 2030 een EU-brede CO2-taks aangekondigd. Zo’n aanscherping kan de druk van het nationale beleid wegnemen en het risico op CO2-weglek beperken. Maar het Europese klimaatplan schetst alleen nog maar de denkrichtingen van het toekomstig EU-beleid. Of de EU-brede CO2-taks er daadwerkelijk komt, is nog ongewis.
Beperking concurrentiekracht
Rodenhuis wil er bij het kabinet op aandringen ook naar de individuele situatie bij bedrijven te kijken. “Je moet niet iedereen tot het onmogelijke dwingen. Bedrijven moeten over de financiële ruimte beschikken en aansluiting op de juiste infrastructuur hebben, om te kunnen investeren in CO2-reductie. Anders moet zo’n bedrijf alleen maar betalen. Een CO2-heffing alleen is niet effectief en levert een enorme beperking op van de concurrentiekracht van bedrijven. Ook ontstaat het risico van verplaatsing van productie, en dus werkgelegenheid, en emissies naar het buitenland. Daarmee schieten we voor zowel Nederland als voor het klimaat niks op.”